De uitstraling en historische betekenis van groene en blauwe voor de stad wordt nog wel eens vergeten. Hier is stimuleringsbeleid en herinrichtingsbeleid van belang om de gebieden toegankelijker te maken.
GROEN ERFGOED
Wanneer je Nederland vanuit de lucht beziet, wordt het grootste gedeelte gevormd door open ruimte. Zoemen wij in, dan blijkt de helft van het Nederlands grondgebruik te bestaan uit landbouwgrond (23.000 m2). Het bebouwde gebied, inclusief verkeersruimte beslaat slechts 5000 km2. Bos en natuur bijna evenveel (4800 km2). Water neemt 8.000 km2 in (bron CBS).
Aangezien het grootste gedeelte van onze bevolking in verstedelijkt gebied woont, zullen velen een geheel andere perceptie krijgen van onze leefomgeving wanneer men zich in deze gegevens verdiept. Erfgoedzorg voor ons landschap betekent dus zorg voor het halve land.
De landschappen in Nederland zijn letterlijk cultuurlandschappen, gevormd door ingrijpen van de mens. Maar wat is nu specifiek cultuurhistorie in relatie tot bescherming en ontwikkeling van landschap? Het Steunpunt Monumenten en Archeologie Limburg omschrijft mooi hoe termen als ‘natuur’ zich tot aan onze tijdsperiode hebben ontwikkeld tot het begrip cultuurhistorie aan de hand van de oratie van prof. dr. Hans Renes van de Vrije Universiteit.
Ingrijpen in het landschap
Net zoals in het stedelijk gebied passen mensen hun omgeving van tijd tot tijd aan. Grootschalige aanpassingen worden gedaan via de Wet inrichting Landelijk Gebied (WILG). Deze wet vormt de basis voor het wijzigen van functiegebruik, waarmee men de belangen van landbouw, natuur, recreatie, landschap en cultuurhistorie dient. Het herverkavelen van het landschap komt hierbij regelmatig aan de orde.
Het herindelen en een ander gebruik van gronden heeft niet alleen gevolgen voor de landschappelijke structuur, maar geeft een andere sfeer en uitstraling aan het gebied. De directe omgeving van boerderijen verandert, de wegenstructuur wordt efficiënter, en in de resterende gebieden kunnen natuur- en landschapswaarden en de recreatiefunctie worden versterkt. Hoewel het gevoel van leefbaarheid kan worden vergroot, is de vraag wat dergelijke ingrepen betekenen voor het verhaal van de plek? Het landschap van weleer als neerslag van de cultuur van onze vorige generaties vervaagt en wordt minder herkenbaar. De gevolgen van grootschalige ingrepen zijn weergegeven in een folder van de rijksdienst.
Deze folder leert dat ondanks de tegenstelling in belangen van de landbouw en natuur, het publiek vele landschappen die 30 of 40 jaar geleden zijn gevormd door middel van herverkaveling heeft weten te waarderen. Net zoals de naoorlogse wijken in de stad, vormt de periode van intensieve ruilverkavelingen een periode uit de landschapsontwikkeling.
Ook deze periode verdient cultuurhistorische waardering. Net zoals de cultuurhistorische waarden uit de oudere tijdslagen zullen deze landschapsstructuren naar de toekomst toe moeten worden begeleid.
Algemeen gesteld is het cultuurhistorisch van belang dat onze telkens veranderende visie op de inrichting van onze landschappen in beeld blijven en verschillende periodes zichtbaar en vertegenwoordigd blijven.
Zie ook de folder van de Rijksdienst: een Toekomst voor Groen.
Erfgoedwaarden ontwikkelen naar de toekomst
Nu men zich meer en meer bewust wordt van de cultuurhistorische waarden en de betekenis ervan voor het Nederlandse landschap, zal de zorg zich moeten richten op hoe het karakter van de regionale cultuur en identiteit in grote lijnen kan worden behouden.
Om groene of blauwe (water) doelstellingen te kunnen bereiken, worden nieuwe verbindingen gezocht met marktpartijen die bereid zijn risico te dragen. Geïnvesteerd geld wordt terugverdiend door het introduceren van commerciële functies, zoals woningbouw, zorgfuncties, windmolens, bedrijventerreinen en natuurbegraafplaatsen. Op deze wijze wordt net zoals in de bebouwde gebieden ontwikkelingsgericht gewerkt.
Een mooi voorbeeld van publiek-private samenwerking is het herinrichten voor de natuurfunctie van 2.000 ha voormalige militaire oefenterreinen waarvoor 110ha aan ‘rode’ functies nodig was (bron Dienst Landelijk Gebied). Wel is het zo dat hier feitelijk wordt gewerkt aan nieuwe identiteit voor de toekomst dan dat de focus ligt op het oorspronkelijke landschap.
Van Ecologische Hoofdstructuur naar Natuurpact
Een aantal gemeenten krijgt te maken met dat er vanuit het rijk en provincie wordt gewerkt aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze structuur omvat een aantal natuurgebieden, die in een netwerk met elkaar verbonden worden. Dit betekent dat functies met elkaar stuivertje gaan wisselen. Landbouwgrond wordt natuurgebied en omgekeerd.
Op 18 september 2013 heeft de huidige staatssecretaris van Economische Zaken, waar tegenwoordig de landschapsportefeuille is ondergebracht, een brief gestuurd aan de Kamer.
In de brief presenteert de staatssecretaris een Natuurpact, welke de EHS moet gaan vervangen. Hierin wordt afgesproken in 2027 tenminste 80.000 hectare te hebben toegevoegd aan natuurgebieden. In totaal wordt door het rijk tot 2018 € 800 miljoen geïnvesteerd.
De grond wordt aan de provincies overgedragen. Hiermee krijgt de provincie de totale regie over de natuur.
Steun aan de economie speelt hier ook een belangrijke rol. Het zal zo’n 1500 arbeidsplaatsen opleveren. Maar de echte groei van wel 40.000 banen moet komen uit de uitbreiding van bedrijven. Dit kan alleen worden gerealiseerd wanneer versneld gewerkt wordt aan het reduceren van de uitstoot van stikstof, zoals verwijdering uit de bodem. Grote stikstofhoeveelheden vormen een bedreiging voor natuurgebieden.
Boerderijen
Boerderijen vormen beeldbepalende elementen in het buitengebied. De cultuurhistorische zorg voor boerderijen vraagt telkens om vernieuwing van kennis. Sommige kennis geldt voor alle boerderijen in Nederland. Andere gegevens zijn streekgebonden.
Voor bekleding van wanden en daken van de onderkomens werd lange tijd gezocht naar bouwmateriaal dat men in de directe omgeving kon bemachtigen. Geschikt waren vooral hout, takken, heiplaggen, graszoden, stro en riet. Het gebruik van stro en riet berust op een zeer oude traditie. Romeinse schrijvers, waaronder Marcus Vitruvius Pollio (circa 80-20 v. Chr.) en Cajus Plinius Secundus (circa 23-79 n. Chr.), vermelden al in hun geschriften dat in onze streken daken veelvuldig bedekt werden met stro en riet. Tot in het midden van de vijftiende eeuw werd stro en riet voor verreweg de meeste daken als bedekking toegepast. Op het platteland komt het gebruik van stro en riet nog veelvuldig voor. In de verstedelijkte gebieden is het in verband met brandgevaar in ongebruik geraakt.
De kennis over kleuren- en materiaalgebruik verdiept zich nog steeds. Problemen voor deze bijzondere categorie monumenten vragen om hedendaagse oplossingen. Denk aan materialen die voorheen mochten worden gebruikt, maar nu, in verband met milieueisen, niet meer (bijvoorbeeld teer voor de houten beplating).
Zie ook de folder van de rijksdienst: Een Toekomst voor Boerderijen
Bijzondere landschappen
Bijzondere landschappen vragen om bijzondere zorg. Elementen zoals hunebedden, forten en molens zijn schaars in het landschap. Zij vormen vaak nog een historische eenheid met de directe omgeving.
Sommige landschappen zijn zeer zeldzaam, zoals nog zichtbare prehistorische akkers of grafheuvels. Dergelijke landschappen zijn sterk bepalen voor de identiteit van die plek en door hun zeldzame voorkomen van groot belang voor de cultuurhistorie.
Zeker hier is samenwerking van de erfgoedprofessional met beheerders en ontwikkelaars van het landschap essentieel.
Enkele grootschalige voorbeelden die bijzondere erfgoedzorg vragen zijn de Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam.
Via de rijksdienst zijn digitaal enkele brochures in te zien: dijken; molens; en wallen.
Historische tuinen
Nederland telt zo’n 1300 beschermde groene monumenten. Van historische tuinen, buitenplaatsen en stadparken tot kloostertuinen, begraafplaatsen en forten. Dit groene erfgoed leeft. De beplanting groeit, waardoor het beeld met de seizoenen en met de jaren wijzigt. Maar ook het ruimtegebruik in en rondom de groenaanleg ontwikkelt zich. Dat maakt deze monumenten kwetsbaar: de groeiende natuur kan de cultuurhistorie en het zichtbare verhaal vervagen.
De maatschappelijke aandacht voor het groene erfgoed neemt toe, en daarmee de wens om de historie van het groen beleefbaar te maken. Eigenaren willen op eigentijdse wijze gebruik maken van historisch groen, bijvoorbeeld door parken beschikbaar te stellen voor recreatie en toerisme of passende nevenfuncties. Lees verder de folder.
Het landschap en duurzaamheid
De rijksoverheid is hoofdverantwoordelijke voor de verduurzaming van de Nederlandse energievoorziening. Hernieuwbare energiebronnen, zoals wind en biomassa, moeten een groter aandeel gaan uitmaken in onze energieproductie. Deze landelijke opgave heeft op gemeentelijk niveau gevolgen voor het landschap en daarmee voor ons cultureel erfgoed.
Innovatieve plannen om vanuit de sector landschap en erfgoed een bijdrage te leveren aan de opwekking van duurzame energie zijn er volop. De uitvoering van deze projecten komt echter slechts moeizaam op gang, voornamelijk vanwege de regelgeving en financieringsproblemen. Nieuwe initiatieven zijn de aanleg van energie-zonneweiden en groene aanplant ten behoeve van biomassa (Het vergassen of vergisten geeft biogas).
Windmolenparken
Incidenteel worden losse windmolens aan het landschap toegevoegd. Een grotere impact op nieuwe beelden in ons landschap vormen de windmolenparken. Uit het oogpunt van energieopwekking en distributie is concentratie van molens efficiënter. Concentratie betekent een kleiner oppervlak waar het landschap wordt gewijzigd. Toch wordt door de enorme hoogte van de moderne windmolens, soms wel 200m hoog, over een grote afstand het landschapsbeeld aangetast. De molens zijn immers tot een enorme afstand te zien. Toch zal tot 2020 nog zeker zo’n 4000 megawatt aan turbinecapaciteit worden bijgebouwd en dat zijn dus vele honderden molens.
Wat de windmolenparken in onze waardering gaan betekenen is nog moeilijk te zeggen. Het schijnt dat onze traditionele molens ook als obstakels werden gezien en nu is het hét symbool waarop wij ons landschap lange tijd internationaal hebben verkocht. Wellicht worden over enige tijd windmolenparken als kenmerk van onze tijdslaag en als uiting van innovatie gewaardeerd.
De rol van het rijk, provincie en gemeentes en erfgoedwaarden van het landschap
De nationale overheid richt zich op de economische topregio’s, op het aanleggen van het natuurnetwerk (natuurpact) en de energieopgave (windenergie, productie van biomassa ten behoeve van biogas). Op Europees niveau zal het rijk zich inzetten om geldstromen bedoeld voor landbouw mede in te zetten voor behoud van cultureel erfgoed.
Ook in gebieden waar de focus ligt op biodiversiteit (plant en dier) ligt de grootste aandacht bij behoud van cultuurhistorie.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het ministerie van I&M vervangt o.a. de Nota Ruimte en komt in de plaats van de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De SVIR schets hoe Nederland er in 2040 moet uit zien (“… een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden..”)
De provincies worden verantwoordelijk gesteld voor het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid. Het landschapsbeleid valt hieronder. Het rijk ziet hier een rol voor de provincies aangezien zij beter op de hoogte zijn van de regionale situatie en de wat bewoners, bedrijven en organisaties van de overheid vragen. Op dit niveau kunnen belangen beter worden afgewogen. Betrokken gemeenten zullen in samenwerking met de provincie, Rijkswaterstaat en de Waterschappen werken aan de ontwikkeling van het landschap. Waar nodig kunnen de Dienst Landelijk Gebied om ondersteuning vragen bij grotere projecten.