In de Momumentenwet is bepaald dat gemeenten, provincies en het Rijk bevoegd zijn om monumenten aan te wijzen. Om een lijst te selecteren van beschermenswaardige objecten moet er een selectie plaats kunnen vinden. Daarom wordt er voorafgaand aan de selectie een inventarisatie gehouden. Naast objecten kunnen het Rijk en de gemeente ook beschermde stads- en dorpsgezichten aanwijzen.
Ten behoeve van het aanwijzen van rijksmonumenten uit de periode 1850-1940 is in de jaren tachtig begonnen met het monumenteninventarisatie project, de MIP. Deze aanwijzingen zijn inmiddels afgerond. Nu is het Rijk bezig met het inventariseren en aanwijzen van rijksmonumenten uit de naoorlogse periode.
Gemeenten kunnen zelf monumenten aanwijzen. De procedure van het aanwijzen en beschermen moet worden vastgelegd in de gemeentelijke monumentenverordening. Ook de Provincie kan op grond van haar eigen verordening monumenten beschermen.
In het monumentenregister is een omschrijving gemaakt van het beschermde object. Soms leidt die omschrijving tot een discussie over de monumentale waarde van de onderdelen van het object. Maar deze zijn niet altijd uit de beschrijving te herleiden. Een gerechtelijke uitspraak heeft nogmaals bevestigd dat het hele pand beschermd is als monument, dus dat geldt ook voor de onderdelen die wellicht niet in de beschrijving genoemd worden.